Leefstijlgeneeskunde: waarom?

Sinds kort is er veel aandacht voor een nieuw gebied binnen de geneeskunde: leefstijl. Daar waar artsen voorheen vooral gericht waren op het behandelen van ziekten bij patienten, komt steeds meer het besef dat artsen zich in moeten gaan zetten op het preventieve vlak. Niet-overdraagbare aandoeningen zoals hart-en vaatziekten, hypertensie, hypercholesterolemie en diabetes type 2 kunnen voor een gedeelte voorkomen, maar ook behandeld worden door het aanpassen van onze leefstijl. Leefstijlgeneeskunde richt zich hierbij op verschillende pijlers: voeding, beweging, stress management en mentale gezondheid (slaap, relaties en mentale groei).

Harvard Lifestyle Medicine congres 2018

Afgelopen juni ben ik naar het Harvard Lifestyle Medicine congres geweest. Ik vond het een interessant congres, waarbij het mij opviel hoeveel aandacht er momenteel is voor dit onderwerp. Aangezien de WHO schat dat in 2020 tweederde van alle ziekten ter wereld het gevolg is van leefstijlkeuzes is dat ook niet zo verwonderlijk. Hieronder volgt een samenvatting van dit congres, zodat ik met jullie kan delen wat daar besproken is. Ik wil hierbij benadrukken dat het dus om een samenvatting gaat van de verschillende praatjes aldaar en dat ik hier niet mijn persoonlijke visie beschrijf. Ik ben me ervan bewust dat de sprekers bepaalde literatuur hebben aangehaald om hun eigen visie te ondersteunen, vandaar dat er een literatuurlijst bij staat zodat u zelf een en ander na zou kunnen lezen. Tevens zal ik vooraf aangeven door wie het onderwerp besproken is. Tot slot een laatste punt van aandacht is dat ik allerminst de reguliere geneeskunde in de weg wil staan. Ik ben niet tegen een medicamenteuze behandeling, maar ik ben wel voor het bevorderen van een gezonde leefstijl.

Dr. Dean Ornish

“Obesitasepidemie leidt tot enorme gezondheidsrisico’s”

Dat er meer aandacht komt voor de preventieve kant binnen de geneeskunde is niet zo vreemd. Een van de grootste uitdagingen waar we mogelijk mee te maken hebben is de obesitasepidemie. Bij obesitas is er sprake van een excessieve toename van vet in het lichaam wat zekere gezondheidsrisico’s met zich mee brengt zoals het ontwikkelen van diabetes type 2. In de USA is 12-14% diabetes type 2 patient en 40% pre-diabeet. De gestage toename van het aantal diabetes patiënten en het aantal mensen met hart- en vaatziekten is te wijten aan een combinatie van leefstijl, omgevingsfactoren en genetische aanleg. Een gezonde leefstijl zou echter het risico op hart- en vaatziekte kunnen verlagen, onafhankelijk van je genenpakket.

“Drastische stijging leefstijlgerelateerde ziekten ook in de ontwikkelingslanden”

Ook in ontwikkelingslanden zien we helaas een drastische stijging van het aantal mensen dat lijdt aan niet-verdraagbare aandoeningen. Hart- en vaatziekten, kanker en diabetes kwamen doorgaans vooral in ontwikkelde landen voor. De reden voor de toename in ontwikkelingslanden is de globalisatie, de toename van het aantal supermarkten en de urbanisatie met een niet-actieve leefstijl tot gevolg. Naast de gevolgen van deze aandoeningen voor de patiënten lopen de kosten voor de gezondheidszorg tot in de miljarden dollars.

“Verhoogde mortaliteit als gevolg van glucose verlagende middelen bij diabetes type 2”

De behandeling van diabetes type 2 geschiedt momenteel nog voor een groot gedeelte door middel van glucose verlagende middelen. Een meta-analyse laat echter een beperkte winst zien op het gebied van morbiditeit en mortaliteit met een behandeling van deze glucose verlagende middelen. Het zou kunnen zijn dat het voordeel van deze medicatie voor een gedeelte teniet wordt gedaan door de soms ernstige bijwerkingen. Een studie (ACCORD) laat zelfs zien dat verlaging van het HbA1c door middel van medicatie zelfs geassocieerd zou zijn met een verhoogde mortaliteit na 5 jaar. Wellicht des te meer een reden om als behandelend arts in eerste instantie in te zetten op het aanpassen van de leefstijl om deze epidemie te bestrijden.

“Cholesterolverlagende middelen vergroten het risico op diabetes met 46%”

Het aanpassen van de leefstijl is een van de behandelingen die toegepast zouden kunnen worden bij de behandeling van diabetes type 2, maar ook andere aandoeningen zouden baat hebben bij het aanpassen van de leefstijl. Bij een onderzoek naar hart- en vaatziekten zou het LDL-cholesterol (slechte cholesterol) met 40% gereduceerd kunnen worden door leefstijlaanpassing. Daarbij zouden cholesterolverlagende medicatie het risico op het ontwikkelen van diabetes type 2 met 46% vergroten in 6 jaar. De lifestyle Heart Trial laat tevens zien dat er 2,5 maal zoveel cardiovasculaire aandoeningen (hartinfarct of onstabiele angina pectoris) waren in de controlegroep ten opzichte van de leefstijlinterventiegroep na 5 jaar.

“Minder tumorgroei bij prostaatkanker dankzij leefstijlaanpassingen”

Bij prostaatkanker is er ook ondezoek gedaan naar de effecten van leefstijl. Een groep van 93 mannen met bewezen prostaatkanker werd gerandomiseerd in twee groepen: de ene groep werd alleen gecontroleerd zonder interventie, de andere groep werd op een intensief leefstijlprogramma gezet met aangepaste voeding en voldoende beweging. Hierbij was er een significant verschil in toename van PSA in de controlegroep en werd er juist een afname gezien bij de interventiegroep. Ook werd er bij de controlegroep een significante toename in tumorgroei gezien ten opzichte van de interventiegroep.

Uiteraard betekenen de goede resultaten van leefstijlinterventie niet dat er geen ruimte is voor medicatie of eventuele chirurgische ingrepen. Het dient echter wel als een eerste belangrijke stap in de preventie en behandeling van de niet-overdraagbare aandoeningen en kan prima bestaan naast de reguliere zorg.

Referenties:

  • Ornish D et al. JAMA. 1998;280:2001
  • Cederberg H et al. Diabetologia. 2015 May;58(5):1109-17
  • Ornish D et al. JAMA. 1998;280:2001
  • Ornish D et al. Journal of Urology. 2005;174:1065
  • Khera AV, Fuster V, et al. N Engl J Med Nov 16, 2016
  • Ornish D et al Lancet Oncol. 2013 Oct;14(11):1112-20.
  • Boussageon R et al. BMJ 2011;343:d4169
  • Montori VM et al. Ann Intern Med. 2009;150:803-808
  • Therapeutics Initiative, Therapeutics Letter. 2016; 103(Nov-Dec):1-2
  • The ACCORD Study, N Engl J Med 2011;364:818-28
  • Nathan D, N Engl J Med March 14, 2010
  • N Engl J Med 2013. DOI: 10.1056/NEJMoa1212914
  • EPIC study, Arch Intern Med. 2009;169(15):1355-1362
  • Song M, et al. JAMA Intern Med. August 1, 2016
  • Seeman TE, Syme SL. Psychosomatic Medicine. 1987;49(4):341-54.
  • Christakis N, Fowler J. N Engl J Med. 2007; 357 (4): 370–379.

Een verslag van het congres Lifestyle Medicine 20 – 24 juni 2018: https://lifestylemedicine.hmscme.com/

Tools for promoting Healthy Change. Organisatie Harvard Medical School

De verschillende pijlers van leefstijlgeneeskunde

Voeding (Dr. Dean Ornish en Michael Greger)

 

Bij het aanpassen van de leefstijl gaat het niet enkel om het verliezen van gewicht door het verminderen van de inname van het aantal calorieën. Het gaat vooral om het veranderen van het voedingspatroon in een gezond voedingspatroon waarin het eten van groente en fruit, veel vezels en omega-vetzuren wordt gestimuleerd en het eten van geraffineerde koolhydraten, dierlijke eiwitten en verzadige vetten wordt beperkt.

In de lezing van dr. Michael Greger werden er onderzoeken besproken waaruit zou blijken dat mensen die een dieet laag in dierlijke eiwitten zouden nuttigen vaak een lager gewicht hebben en minder cardiovasculaire problemen. De DASH-studie laat tevens zien dat een dieet laag in dierlijke producten en rijk aan groenten, fruit en onverzadigde vetten de bloeddruk significant kan verlagen.

Dr. Michael Greger pleit daarbij ook voor het stimuleren van thuis koken. Mensen die thuis een maaltijd bereiden krijgen minder calorieën binnen doordat ze de hoeveelheid en kwaliteit van het eten kunnen controleren, maar ze krijgen ook minder additieven, suiker, zout en vet binnen. Verder moet er meer educatie aangeboden worden aan volwassenen en kinderen, zodat ze inzicht krijgen in gezonde voedingsgewoonten en meer vertrouwen krijgen in de keuken om zelfstandig gezonde maaltijden te bereiden.

Referenties:

  • Lichtenstein AH, Ludwig DS. JAMA 2010;303:1857-8
  • Reicks M J Nutr Educ Behav. 2014 jul-aug;46(4):259-76
  • Frank E et al, CMAJ. 2013 May 14;185(8):649-53
  • Bleich SN et al. Obesity 2012
  • Preventice Medicine 54 (2012) S38-S41
  • British Journal of Nutrition (2012), 108, 155-162
  • BJM volume 328, 2004

Beweging (Dr. Edward Phillips)

Beweging is een tweede belangrijke pijler van de leefstijlgeneeskunde. Beweging zou zorgen voor een lager risico op vroegtijdig overlijden, darmkanker, cardiovasculaire aandoeningen, borstkanker, beroerte, DM2, hoge bloeddruk en het metabool syndroom. Beweging voorkomt gewichtstoename, zorgt voor een toegenomen cardiorespiratoire fitheid, heeft goede effecten bij de behandeling van depressie, zorgt voor een beter slaappatroon waardoor personen beter functioneren en verbetert het cognitieve functies bij ouderen. Onderzoek onder bijna 2 miljoen patiënten uit zuid-california laat echter zien dat dat ruim tweederde niet of te weinig beweegt!

Bij beweging kunnen we onderscheid maken tussen beweging en lichamelijke fitheid. De term beweging of fysieke activiteit omvat alle bewegingen van het lichaam die door de spieren worden gemaakt waarbij het energieverbruik boven het basaal metabolisme ligt. Het omvat sport en alle fysieke activiteit die gedaan wordt als onderdeel van het dagelijks leven zoals bij arbeid en transport. Lichamelijke fitheid wordt gezien als de mogelijkheid om onze dagelijkse taken uit te voeren met kracht en alertheid, zonder moe te worden en met genoeg energie om ervan te genieten en op onvoorziene omstandigheden te kunnen reageren. Het omvat cardio-respiratoire fitheid, spierkracht en -uithoudingsvermogen, lichaamssamenstelling, flexibiliteit, balans en snelheid.

Bij de anamnese van patiënten moet gelet worden op de hoeveelheid lichaamsbeweging die zij per week krijgen. Het is belangrijk te kijken naar de frequentie, intensiteit, soort beweging, tijdsduur van de inspanning en de progressie. Hierna zou er een recept uitgeschreven moeten worden voor bewegen, gevolgd door een follow-up via telefoon of per e-mail. Verstandig is om 3 weken later een herhalingsconsult in te plannen.

De Amerikaanse richtlijnen raden aan 150 minuten per week matig-intensief te trainen of 75 minuten per week aan krachttraining te doen. Voor een verbetering van de gezondheidsuitkomsten wordt 300 minuten matig-intensieve lichaamsbeweging aangeraden of 150 minuten aan krachttraining.

Vooral weerstandstrainingen zijn belangrijk waarbij het risico op blessures wordt verminderd, de kans op osteoporose minder wordt, het basaal metabolisme stijgt en de spiermassa sterk toeneemt. Hoe hoger je spiermassa, hoe hoger ook je rustmetabolisme. Ongetrainde spieren verbruiken zo’n 5-6 calorieen per 0,5 kg spiermassa en getrainde spieren 9 calorien per 0,5 kg spiermassa per dag. Tevens worden verbeterde lipidenprofielen gezien en een hogere glucose tolerantie. Er wordt aangeraden om circa 2-3 maal per week krachttraining te doen waarbij de gewichten dusdanig zwaar zijn dat het mogelijk moet zijn om een set van 8-12 bewegingen te doen. Dit moet 3 maal achter elkaar volbracht moeten kunnen worden. Verder train je 8-12 spiergroepen per 30 minuten en mag er gebruik gemaakt worden van verschillende vormen van krachttrainingen (dumbbells of elastieken etc). Het is tevens aan te raden om patiënten met een zitten beroep het advies te geven om regelmatig tussendoor te bewegen. Men kan ook denken aan staand werken of het gebruik van een balance ball.

referenties:

  • Garber CE et al. Med Sci Sport Exerc 2011
  • Jonas S, Phillips E, ACM’s exercise is medicine: a clinicians guide to exercise prescription, wolters-kluwer, 2009; pag 118
  • Kraemer et al Curr Sports med rep. 2002
  • Kemmler med sci sport exerc 2002
  • Med Sci Sports Exerc. 2012 Nov;44(11):2071-6
  • Strasser, J Obesity 2011
  • US HHS, 2008 physical activity guidelines for americans
  • Wolfe, Amer J. clinical nutrition, 2006

Slaap (Dr. Eric Zhou)

Slaap is belangrijk. Te weinig slaap is geassocieerd met bijvoorbeeld hypertensie, gewichtstoename depressie en ongelukken in het verkeer. Hoeveel slaap je gemiddeld nodig hebt verschilt per persoon en leeftijd. Een pasgeboren baby heeft bijvoorbeeld gemiddel 14-17 uur slaap per dag/nacht nodig, terwijl een volwassene nog maar 7-9 uur gemiddeld nodig heeft per nacht. Ondanks dat slaap zo belangrijk is vragen er maar weinig artsen specifiek naar. Men zou voor een goede slaapanamnese moeten vragen naar dag/nachtritme, slaapkwaliteit, slaaphygiene, klachten of psychiatrische symptomen en het gebruik van slaapmedicatie.

 Als na het afnemen van een goede slaapanamnese blijkt dat een patiënt problemen heeft op het gebied van slaap, kan een arts op de verschillende manieren helpen. De volgende aanbevelingen zijn wetenschappelijk aangetoond als zijnde effectief bij slaapproblemen:

  • Regelmaat in slaaptijden. Ga op gezette tijden naar bed en sta elke dag rond dezelfde tijd op.
  • Voor het krijgen van een regelmatig ritme: sta vroeg op en probeer daarna wakker te blijven tot het weer bedtijd is. Doe geen tussentijdse dutjes. De eerste paar dagen helpt die slaapdeprivatie juist tot het verkrijgen van een goed slaapritme.
  • Stimulus controle: leg geen druk op het moeten slapen. Ga slapen als je je moe voelt, slaap alleen in je slaapkamer (dus niet op de bank etc) en als je niet kan slapen sta dan op en ga pas naar bed als je je wel moe voelt.
  • Zorg voor goede slaaphygiene: geen geluid, schoon, geen mobiele telefoons, niet zwaar eten vlak voor het slapen gaan.
  • Voor kortdurende perioden van insomnia mag nog steeds slaapmedicatie voorgeschreven worden. Het is hierbij wel van belang een goede uitleg te geven over het juist gebruik van deze medicatie. Dit geldt ook voor tabletten die over de counter verkrijgbaar zijn, zoals melatonine. Benadruk dat deze tabletten voor het slapen gaan ingenomen moeten worden en niet halverwege de nacht. Dit geldt vooral om sufheid overdag te voorkomen en een juist slaapritme te stimuleren.

referenties: 

  • Hohogen F, Rink K et al, Eur Arch Psychiatry Clin Neurosci 242:329-336.

Mentale gezondheid en stress (Dr. Herbert Benson, Greg Fricchione, Adam Rindfleisch)

Naast goede voeding en voldoende beweging is het belangrijk dat we ons mentaal ook gezond voelen. We leven in een maatschappij waarin we herhaaldelijk bloot worden gesteld aan een hoge werkdruk en een continue toevoer aan informatie via computer en telefoon. Dit brengt veel stress met zich mee. De stress respons van het lichaam vindt met name plaats in de mediale prefrontale cortex, amygdala en de hippocampus en zou de hechting bevorderen aan bijvoorbeeld voeding, water, geld, seks, ouders en sociale contacten. Deze hechting zorgde er vroeger voor dat men een grotere kans had om te overleven. In de huidige samenleving staan veel mensen echter onder continue, chronische stress zonder dat dit nuttig is voor onze overleving. Door die herhaaldelijke blootstelling aan chronische stress kan onder invloed van verschillende signaalstoffen (cytokines) een pathofysiologische stressrespons ontstaan die zich uit in angst, hypervigilantie, vermijding of emotionele dysregulatie. De continue stress zou daarbij tevens bijdragen aan een verhoogd risico op niet-overdraagbare aandoeningen zoals DM2, hart- en vaatziekten en inflammatoire darmziekten.

Het weghalen van stressoren is helaas niet altijd mogelijk. De kans dat jouw baas akkoord gaat met een drastische vermindering van het aantal werkuren of het inlassen van langere pauzes is vaak niet zo groot. Het aanbieden van medicatie bij chronische stress is ook geen oplossing. Natuurlijk kunnen bèta-blockers worden voorgeschreven om de hartkloppingen te verminderen bij chronische stress, maar het zou beter zijn om je te richten op niet-farmacologische behandelingen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan meditatie, mindfulness, psychotherapie, acupunctuur, hypnotherapie, Qi gong, congnitieve gedragstherapie, yoga of muziektherapie.

Mindfulness kan helpen met het reduceren van stress. Mindfulness helpt door mensen zich bewust te laten worden van hun eigen fysieke ervaringen, gevoelens en gedachten zonder daar cognitief of emotioneel op te reageren. Door middel van mindfulness kunnen aandacht en emotie beter worden gereguleerd en gevoelens van angst en pijn worden verminderd. Onderzoek zou daarbij hebben laten zien dat er een verandering in genexpressie kan plaats vinden wat zorgt voor een betere mitochondriële functie en energie-metabolisme en onderdrukking van inflammatoire responsen.

Acupunctuur en hypnosetherapie zijn voorbeelden van niet-farmacologische therapieën die ingezet zouden kunnen worden bij de behandeling van chronische pijn. Bij acupunctuur worden naalden in zogenaamde acupunctuurpunten gestoken. Hiermee zouden verschillende aandoeningen behandeld kunnen worden. Acupunctuur is onderhevig aan de kwaliteiten van de acupuncturist die de naalden juist moet plaatsen. De toepassing van acupunctuur is echter nog wel controversieel en er zijn onderzoeken die zowel positieve als negatieve uitkomsten van deze therapie laten zien. Hypnotherapie is een andere vorm van niet-farmacologische therapie. Een onderzoek onder patiënten die een borstbiopsie moesten ondergaan liet zien dat patiënten die hypnosetherapie kregen minder pijn hadden en minder misselijk en moe waren ten opzichte van de groep die de standaard behandeling van propofol en lidocaïne kreeg. Hierbij kostte de hypnosegroep ook minder dan de groep die de standaard behandeling kreeg.

In Nederland worden mindfulness, acupunctuur en hypnotherapie nog onder de alternatieve/integrale geneeskunde gerekend en vindt er vaak geen vergoeding plaats vanuit de zorgverzekering voor deze behandelingen. In een groot gedeelte van Amerika echter wordt de intergrale geneeskunde, naast de reguliere behandeling met medicatie, al in een groot aantal ziekenhuizen aangeboden.

 referenties:

  • Tawakol et al Lancet 2017.
  • Cherkin D, Sherman K et al. JAMA 2016;315(12):1240-1249
  • Saper RB, Lemaster C et al. Ann Intern med 2017;167:85-94
  • Guendelman et al, 2017
  • Bhasin MK et al. 2013. PLoS ONE 8:e62817
  • Kaptchuk TJ. et al. BMJ 2008;336:7651
  • Montgomery GH.. JNCI Journal of the national cancer institute 2007 99(17):1304-1312.Derksen F et al. Br J Gen Pract, 2013;Jan:376-84
  • Hass et al. J Gen Intern Med 2000;15(2):122-8
  • DiMatteo et al. Health Psychol. 1993;12(2):93-102
  • Vickers AJI, Cronin AM et al. Arch Intern Med. 2012 oct 22;172(19):1444-53